Wij gebruiken cookies om uw gebruikservaring te verbeteren. Door op "Akkoord" te klikken, stemt u in met het gebruik van alle functionele, analytische en advertentie/trackingcookies. Deze worden gebruikt voor het optimaliseren van de website en het personaliseren van advertenties. U kunt uw voorkeuren altijd aanpassen via “instellingen”. Meer informatie vindt u op onze cookies pagina en in onze privacyverklaring.

AkkoordNee, liever niet
Cookievoorkeuren
SluitenOpslaan

Wisława Szymborska (1923 - 2012)

Wisława Szymborska (1923 - 2012)

Nic dwa razy się nie zdarza. 💖 Niets Tweemaal. 💖 Nothing Twice

Wisława Szymborska (2 juli 1923 - 1 februari 2012) is de belangrijkste dichters van haar generatie in Polen en één van de meest gelezen dichters van deze tijd. Haar oeuvre is klein, slechts 400 gedichten, maar ze zijn wereldberoemd en uitgebracht in 40 talen. Ze won in 1996 de Nobelprijs voor Literatuur. Een belangrijk thema in haar werk is de dood.

We namen afscheid van haar, maar niet van haar poëzie.

Niets Tweemaal

Niets gebeurt tweemaal en niets

zal tweemaal gebeuren. Geboren

zonder kundigheden, sterven we

dus als onervaren senioren.

 

Ook al zijn we nog zo hardleers

op de grote school van ’t leven,

geen winter, geen zomer wordt ons

nog een keertje opgegeven.

 

Niet één dag keert ooit terug,

twee nachten zijn nooit identiek,

geen kus is als een andere,

elke oogopslag is weer uniek.

 

Gisteren noemde iemand plots

in mijn bijzijn luid jouw naam

– het leek alsof een rode roos

naar binnen woei door het raam.

 

Nu we samen zijn vandaag,

haal ik mijn blik van je gezicht.

Een roos? Hoe ziet een roos eruit?

Is dat een bloem? Een steen wellicht?

 

Onzalig uur, onnodige vrees,

waarom bemoei jij je ermee?

Je bent – je moet voorbijgaan.

Je gaat voorbij – en alles is oké.

 

Lachend en elkaar omhelzend

verzoenen we ons met elkaar,

ook al zijn we zo verschillend

als twee druppels zuiver water.

 

Uit: Roepen naar Yeti (1957), vertaling Gerard Rasch

 

Nic dwa razy

 

Nic dwa razy się nie zdarza

i nie zdarzy. Z tej przyczyny

zrodziliśmy się bez wprawy

i pomrzemy bez rutyny.

 

Choćbyśmy uczniami byli

najtępszymi w szkole świata,

nie będziemy repetować

żadnej zimy ani lata.

 

Żaden dzień się nie powtórzy,

nie ma dwóch podobnych nocy,

dwóch tych samych pocałunków,

dwóch jednakich spojrzeń w oczy.

 

Wczoraj, kiedy twoje imię

ktoś wymówił przy mnie głośno,

tak mi było jakby róża

przez otwarte wpadła okno.

 

Dziś, kiedy jesteśmy razem,

odwróciłam twarz ku ścianie.

Róża? Jak wygląda róża?

Czy to kwiat? A może kamień?

 

Czemu ty się, zła godzino,

z niepotrzebnym mieszasz lękiem?

Jesteś – a więc musisz minąć.

Miniesz – a więc to jest piękne.

 

Uśmiechnięci, współobjęci

spróbujemy szukać zgody,

choć różnimy się od siebie

jak dwie krople czystej wody.

 

(z tomu “Wołanie do Yeti”, 1957)