Wij gebruiken cookies om uw gebruikservaring te verbeteren. Door op "Akkoord" te klikken, stemt u in met het gebruik van alle functionele, analytische en advertentie/trackingcookies. Deze worden gebruikt voor het optimaliseren van de website en het personaliseren van advertenties. U kunt uw voorkeuren altijd aanpassen via “instellingen”. Meer informatie vindt u op onze cookies pagina en in onze privacyverklaring.

AkkoordNee, liever niet
Cookievoorkeuren
SluitenOpslaan

Spreekwoorden en gezegden over het weer.

Spreekwoorden en gezegden over het weer.

Regen, droogte, vorst en zonneschijn bepalen het leven en de basismiddelen van bestaan van de mensen die werken in de landbouw. Niemand is meer afhankelijk van de grillen van het weer dan boeren.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze aandachtig naar de hemel en naar de natuur om zich heen kijken om het komende weer te voorspellen.

Er zijn methoden ontwikkeld om het weer te voorspellen, gebaseerd op zorgvuldige observatie van flora en fauna, gedrag van dieren, veranderingen in de natuur, wolkenformaties, windrichting, de kleur van de lucht aanwezigheid of afwezigheid van mist etc.

Volkswijsheden die van generatie op generatie worden doorgegeven, kunnen ook vandaag nog nauwkeurige weersvoorspellingen geven - soms betrouwbaarder dan die van applicaties. Hieronder een paar voorbeelden van Poolse en Nederlandse volksweerspreuken, gesorteerd op de maanden waarop ze van toepassing zijn. Ik zocht naar overeenkomsten.

JANUARI

Kiedy w styczniu lato, w lecie zima za to. (Is het in januari zacht, dan krijgen lente en zomer veel groeiende kracht.)

Gdy styczeń jasny i biały, w lecie bywają upały. (Draagt Nieuwjaarsmaand een sneeuwwit kleed, dan is de zomer zeker heet.)

FEBRUARI

Gdy w lutym mróz mocno trzyma, będzie krótka zima. (Brengt Lichtmis (2 februari) wolken en regen mee, is de winter voorbij en komt niet meer.)

Kiedy luty pofolguje - marzec zimę zreperuje. (Komt februari met goed weer, dan vriest het in ’t voorjaar des te meer.)

MAART

W marcu jak w garncu. (Maart roert zijn start.)

Na Józefa (19) pogoda – będzie w polu uroda. (Sint Josef (19 maart) helder en klaar, geeft licht een vruchtbaar jaar.)

APRIL

Kwiecień plecień, bo przeplata trochę zimy, trochę lata. (Aprilletje zoet, geeft nog weleens een witte hoed.) (De heren en aprillen, bedriegen wie ze willen. De vrouwen en aprillen, ze hebben beide hun grillen.)

MEI

Grzmot w maju sprzyja urodzaju. (Veel onweer in mei, maakt de boeren blij.)

JUNI

Grzmot w czerwcu głosi, że dużo zboża nosi.(Donderweer in juni maakt het koren dik.)

W czerwcu się okaże, co nam Bóg da w darze. (Als het koud en nat in juni is, dan is de rest van het jaar ook mis.)

JULI

Miesiąc lipiec musi przypiec i ostatki mąki wypiec. (In juli zonnebrand, wenst ieder op het land.)

AUGUSTUS

Wawrzyniec (10) i Bartłomiej (24) kiedy w słońcu trwają, piękną jesień przepowiadają.(Laurens (10 aug.) en Bartel (24 aug.) schoon, de herfst een gouden kroon.)

SEPTEMBER

Jeśli nie odlecą ptaki do Michała (29), do Wilii zima nie nastąpi trwała. (Trekt voor Michiel (29 sept.) de vogel niet, geen winter ligt in het verschiet.)

OKTOBER

Kiedy październik śnieżny i chłodny, to styczeń zwykle łagodny. (Brengt oktober veel vorst en wind, zo zijn januari en februari zeer mild.)

NOVEMBER

Grzmot listopada dużo zboża zapowiada. (Donder in november, laat een jaar goed verlopen.)

DECEMBER

Mroźny grudzień, wiele śniegu, żyzny roczek będzie w biegu. (December koud en wel besneeuwd, zo maakt maar grote schuren gereed.)