Wij gebruiken cookies om uw gebruikservaring te verbeteren. Door op "Akkoord" te klikken, stemt u in met het gebruik van alle functionele, analytische en advertentie/trackingcookies. Deze worden gebruikt voor het optimaliseren van de website en het personaliseren van advertenties. U kunt uw voorkeuren altijd aanpassen via “instellingen”. Meer informatie vindt u op onze cookies pagina en in onze privacyverklaring.

AkkoordNee, liever niet
Cookievoorkeuren
SluitenOpslaan

Dier en mens.

Dier en mens.

Dierennamen zijn in het Pools misschien wel de meest voorkomende vormen van taalexpressie. 

De beledigende bijnamen, vooral als je je frustratie wilt uiten, zijn meestal (in de vocatief): świnio (varken), bydlaku (rund), ośle (ezel), baranie (ram), małpo (aap), suko (teef), hieno (hyena), capie (bok), wole (os), mule (muilezel), papugo (papegaai). 

Koosnaampjes zijn: kotku (katje), piesku (hondje), misiu (teddybeertje), żabko (kikkertje), ptaszku (vogeltje), myszko (muisje). 

In vergelijkingen worden de negatieve en positieve associaties met diersoorten ook herhaald: “dronken worden als een varken”, “dronken als een rund”, “vies als een varken”, “koppig als een ezel”, “je laten leiden als een kudde rammen” (maar: “zacht als een lam”), “stinken als een bok”, “herhalen als een papegaai”, “lenig als een kat”, “trouw als een hond”. 

Er zijn in de Poolse taal ook permanente mens-dierconnotaties, zowel over de karaktereigenschappen, als over het uiterlijk, bijvoorbeeld:

olifant en beer - omvang, logheid, onhandigheid
vos - sluwheid, listigheid, geslepenheid
hert - sierlijkheid
haas - lafheid, waakzaamheid
hamster - voorzienigheid, vooral in het verzamelen van iets
leeuw - moed, durf
gans - domheid, naïviteit
schildpad - traagheid.