De nationale munteenheid van Polen - złoty.

Polen heeft nog steeds een eigen valuta: de Poolse złoty (het betekent “Pools goud”, maar is gewoon zilverkleurig).

Pools geld verscheen in de 10e eeuw en de oorsprong van złoty ligt in de 15e eeuw.

De eerste munten waren zilveren “denaren” en Poolse “grosze” (16 denaren), en ook een gouden en koperen munt die goudrood werd genoemd. De złoty als betaalmiddel verscheen rond 1480. Tijdens de Kościuszko Opstand verscheen het eerste papiergeld met de inscriptie "Poolse złoty". Na de Poolse delingen legden de bezetters hun eigen monetaire systemen op. Zo werden roebels gebruikt in Warschau, marken in Poznań en guldens in Krakau. Na het terugwinnen van de onafhankelijkheid in 1918 is Polen teruggekeerd naar de nationale munteenheid. De naoorlogse złoty uitgegeven in de Volksrepubliek Polen telde niet mee in het handelsverkeer met de kapitalistische wereld.

In de jaren tachtig kwamen er meer bankbiljetten van 5.000, 10.000, 100.000 en de inflatie nam toe. Alle Polen waren toen “miljonairs”. In 1989 werd de strijd ertegen het hoofddoel van het economisch herstelprogramma. De denominatie begon op 1 januari 1995 (1 nieuwe złoty voor 10.000 oude) en de enorme economische veranderingen in Polen hebben geleid tot de terugkeer van de złoty als stabiel betaalmiddel. Als lid van de Europese Unie zou Polen eigenlijk de nationale munt moeten vervangen door de euro. De kosten van de wisselkoersschommelingen zouden dan wegvallen. De euro maakt het ook voor bedrijven makkelijker, goedkoper en veiliger om handel te drijven.